Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) oordeelt dat de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) bij toekenning van de TVL-subsidie 2020 Q4 rekening moet houden met de feitelijke activiteiten van de onderneming en niet alleen met de inschrijving in een bepaalde SBI-code van het handelsregister. De ondernemer in kwestie, een exploitant van drie brasserieën, moest eigenlijk in een andere sector worden ingedeeld waarvoor een hogere subsidie geldt.
In een eerdere uitspraak had het College geoordeeld dat de regelgever bij het opstellen van de TVL Q4 van 2020 onvoldoende rekening houdt met de negatieve financiële gevolgen van een onjuiste SBI-code dan wel een onjuiste bedrijfsomschrijving waardoor een ondernemer naast de TVL-subsidie grijpt.
De TVL-subsidie is verbonden aan de SBI-code in het handelsregister. Deze code geeft aan wat de activiteit van een onderneming is. Ondernemers liepen in Q4 2020 de subsidie soms mis, omdat hun werkelijke activiteiten afwijken van hun SBI-code zoals die op 15 maart 2020 was vastgesteld. Een ondernemer wiens aanvraag voor Q4 2020 om die reden werd afgewezen was het daar niet mee eens en kreeg gelijk van het CBb.
Het College is in deze zaak (ECLI:NL:CBB:2022:186) van oordeel dat dit ook geldt voor ondernemers zoals de exploitant van de brasserieën, die wel subsidie hebben gekregen, maar op grond van hun feitelijke activiteiten in aanmerking komen voor een andere sectorindeling waarvoor een hoger subsidiebedrag geldt.