Het pakket Belastingplan 2025 zal hoogstwaarschijnlijk verschillende fiscale wijzigingen voor ondernemers (IB-ondernemingen en lichamen) en dga’s bevatten. De maatregelen komen hier aan bod.
Diverse wetten van het pakket Belastingplan 2024 bevatten mede fiscale bepalingen voor ondernemers en bedrijven die pas ingaan op 1 januari 2025. Daarbij valt bijvoorbeeld te denken aan de Wet fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen. De wijzigingen als gevolg van dit soort wetten blijven hier buiten beschouwing, omdat ze geen deel uitmaken van het pakket Belastingplan 2025, dat de staatssecretaris van Financiën op Prinsjesdag 2024 zal presenteren. Maar ook het pakket Belastingplan 2025 zal fiscale maatregelen bevatten die mede ondernemers, dga’s en vennootschappen raken. Overigens dient men zich bewust te zijn van het wetsvoorstel Fiscale verzamelwet 2025 en de Fiscale verzamelwet 2026. Deze wetten zullen eveneens fiscale maatregelen bevatten die ondernemers treffen. Maar zij maken geen deel uit van het pakket Belastingplan 2025 en blijven hier dus eveneens buiten beschouwing. Sommige van de maatregelen die hier staan, zijn aangekondigd in de budgettaire bijlage van het hoofdlijnenakkoord van 15 mei 2024. Of deze maatregelen belanden in het pakket Belastingplan 2025 is niet zeker. Voor de volledigheid zijn deze maatregelen toch hier opgenomen.
Stoppersregeling voor land- en tuinbouw
In het hoofdlijnenakkoord heeft het nieuwe kabinet aangekondigd voor de land- en tuinbouwsector te willen komen met een ruimhartige vrijwillige en langdurige stoppersregeling. Deze regeling moet fiscaal vriendelijk plaatsvinden.
Beperkte verhoging aangrijpingspunt hoogste schijf box 1
Voor zover het belastbaar inkomen uit werk en woning meer bedraagt dan het zogeheten aangrijpingspunt (€ 75.518 in 2024), is het toptarief van box 1 van toepassing. Het Belastingplan 2019 regelt dat in de jaren 2025 tot en met 2031 jaarlijks een verhoging plaatsvindt van het aangrijpingspunt. Het Belastingplan 2025 zal waarschijnlijk voor de periode 2025 – 2031 een jaarlijkse verlaging van het aangrijpingspunt bevatten. Per saldo zal het aangrijpingspunt jaarlijks wel stijgen, maar met kleinere bedragen dan volgens het Belastingplan 2019. De verlaging van het aangrijpingspunt in het Belastingplan 2025 dient als technische dekking. Het is mogelijk dat het kabinet deze maatregel zal heroverwegen.
Terugdraaien verhoging toptarief box 2
Op 1 januari 2023 kende box 2 maar één tarief, te weten 26,9%. Sinds 1 januari 2024 kent box 2 twee schijven, waarvan het hoogste tarief 33% bedraagt. De budgettaire bijlage van het Hoofdlijnenakkoord 15 mei 2024 heeft het (abusievelijk?) over de maatregel om het tarief van box 2 met ingang van 2025 te verhogen van 31% naar 33%. Deze maatregel zal volgens de bijlage worden teruggedraaid.
Aanpassing kwijtscheldingswinstvrijstelling
Het voordeel dat een vennootschap geniet als gevolg van kwijtschelding van een schuld is onder voorwaarden onbelast dankzij de kwijtscheldingswinstvrijstelling. Eventuele compensabele verliezen beperken echter de werking van de kwijtscheldingswinstvrijstelling. Dat resulteert soms in belemmeringen bij de sanering van verlieslijdende vennootschapsbelastingplichtige lichamen. Het is de bedoeling om deze belemmeringen weg te nemen door de kwijtscheldingswinstvrijstelling aan te passen.
Beperking aftrek huurderslasten van werkruimte
Op 29 november 2016 heeft hof Arnhem-Leeuwarden (NTFR 2017/145) geoordeeld dat een ondernemer huurderslasten als kosten van gas, water en elektriciteit niet mag aftrekken voor een onzelfstandige werkruimte in een woning die tot het ondernemingsvermogen is gerekend. De wetgever wil dit ter verduidelijking in de wet vastleggen.
RVO gaat MIA/Vamil-beschikking afgeven
Ten aanzien van aangemelde investeringen voor de EIA geeft de RVO een verklaring af, waartegen de ondernemer in bezwaar en beroep kan gaan. Zo’n verklaring geeft de RVO echter niet af voor de MIA/Vamil. In plaats daarvan is de rol van de RVO beperkt tot advies richting de belastinginspecteur die belast is met de aanslagregeling van de aangifte waarin de regeling is toegepast. Naar verwachting zal het Belastingplan 2025 het aanvraagproces en de bezwaarprocedure met betrekking tot de MIA en de Vamil verder integreren. Dat zal gebeuren door de milieudeskundige beoordeling van de aangemelde investering bij de RVO te leggen in plaats van bij de inspecteur.
Extra verlaging MKB-winstvrijstelling gaat niet door
In het Belastingplan 2024 is al opgenomen dat per 1 januari 2025 de MKB-winstvrijstelling in de inkomstenbelasting daalt van 13,31% naar 12,7%. Op basis van de voorjaarsbesluitvorming was voorgesteld de MKB-winstvrijstelling verder te verlagen. Het was de bedoeling dat de MKB-winstvrijstelling 12,03% komt te bedragen. Het nieuwe kabinet heeft echter in de bijlage van het Hoofdlijnenakkoord gesteld deze extra versobering van de vrijstelling niet te willen doorzetten. Daardoor zal de verlaging beperkt blijven tot 0,61 procentpunt.
Voorkomen van dubbeltelingen bij excessief lenen
Men werkt aan een hardheidsclausule op het gebied van excessief lenen bij de eigen vennootschap om onvoorziene dubbeltellingen bij personenvennootschappen te voorkomen. Deze hardheidsclausule moet men omzetten in wetgeving.
Beperking van fiscale giftenaftrek
Natuurlijke personen kunnen direct schenkingen doen aan goededoelenorganisaties en/of via hun bv schenken. Het nieuwe kabinet wil de fiscale regelingen rond giften in de komende jaren beperken. Men zal de eerste stap zetten in 2025. Per 2028 wordt de giftenaftrek in de inkomstenbelasting geüniformeerd. Daarmee zullen verschillende giften een gelijke behandeling krijgen
Aanpassingen in onderworpenheidstoetsen
De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 kent diverse bepalingen die het hebben over een onderworpenheidstoets. Bij zo’n toets kijkt men of de vennootschap voldoende winstbelasting betaalt. De staatssecretaris van Financiën heeft aangegeven dat hij de onderworpenheidstoetsen wil aanpassen met het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2025.
Verduidelijking van effect van tussenhoudsterbepaling
De zogeheten tussenhoudsterbepaling voorkomt dat een operationeel verlies van een deelneming of een niet-aftrekbaar verkoopverlies is om te zetten in een aftrekbaar liquidatieverlies op een tussenhoudster. De wetgever wil de tussenhoudsterbepaling zo aanpassen, dat dit effect duidelijker wordt.
Fiscaal faciliëren van de vereenvoudigde zusterfusie
Het is de bedoeling dat het Belastingplan 2025 een maatregel bevat om de fiscale regelingen voor de juridische fusie aan te passen. Daardoor moet de vereenvoudigde zusterfusie – voor zover mogelijk – ook onder het toepassingsbereik van die regelingen komen te vallen.
Herstel technische fout in innovatiebox
Op grond van de innovatiebox zijn de zogeheten kwalificerende voordelen uit een kwalificerend immaterieel activum effectief belast tegen een lager tarief (9% in 2024). Het regime van de innovatiebox biedt de mogelijkheid om onder voorwaarden de grondslag voor dit lage effectieve tarief op forfaitaire wijze te berekenen. Het wetsartikel dat deze mogelijkheid regelt, bevat nu echter een onjuiste verwijzing. De wetgever wil deze technische fout herstellen in het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2025.
Verruiming earningsstrippingsmaatregel
Op grond van de earningsstrippingsmaatregel kan een vennootschapsbelastingplichtig lichaam per saldo niet meer aan rente aftrekken dan 20% van de zogeheten gecorrigeerde winst. Deze drempel van 20% wordt vervangen door een vast bedrag van € 1 miljoen als dat hoger is. Het nieuwe kabinet wil dat de renteaftrekbeperking het Europees gemiddeld meer benaderd. Daarom wordt het aftrekmaximum van 20% verhoogd naar 25%.
Nazorg Wet fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen
Als gevolg van de Wet fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen zullen open cv’s per 1 januari 2025 niet langer vennootschapsbelastingplichtig zijn. In beginsel worden de open cv’s geacht op 1 januari 2025 hun vermogensbestanddelen over te dragen aan hun participanten. Op grond van overgangsrecht kunnen uitzonderingen gelden. Bij de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel Wet fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen bleek de wet nog wat technische gebreken te bevatten. Naar verwachting zal het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2025 deze gebreken per 1 januari 2025 herstellen.
Nieuw groepsbegrip in de Wet bronbelasting 2021
Sinds 2021 kent Nederland een conditionele bronbelasting op rente- en royaltybetalingen die een Nederlandse entiteit betaalt aan een gelieerde entiteit in een staat die winsten slechts laag belast. De bronbelasting is echter pas aan de orde als sprake is van gelieerdheid tussen entiteiten. De wet heeft het daarbij over een kwalificerend belang. Dit kwalificerend belang is mede te bepalen op basis van de aanwezigheid van een zogenoemde samenwerkende groep. In de praktijk blijkt de uitwerking van het begrip samenwerkende groep in veel gevallen onduidelijk te zijn. Daarom bestaat een voorstel om het begrip ‘samenwerkende groep’ in de Wet bronbelasting 2021 te vervangen door een nieuw en eigen groepsbegrip.
Technische wijzigingen in Wet minimumbelasting 2024
Op 31 december 2023 is de Wet minimumbelasting 2024 in werking getreden. Deze wet implementeert de bepalingen van de Pijler 2-richtlijn in de Nederlandse wetgeving. De regelgeving met betrekking tot Pijler 2 is echter nog steeds in beweging. De OESO heeft in december nieuwe administratieve richtsnoeren gepubliceerd. Vanwege deze nieuwe richtsnoeren en enkele al bestaande onduidelijkheden is een aanpassing van de Wet minimumbelasting 2024 nodig. De wetgever zal een en ander regelen in de Overige fiscale maatregelen 2025.
Implementatie van de GAAR uit ATAD1
De Anti Tax Avoidance Directive1 (ATAD1) gebiedt een minimumharmonisatie ter bescherming van de grondslagen van de EU-lidstaten. Deze richtlijn kent onder andere een algemene antimisbruikbepaling, oftewel de ‘general anti-abuse rule (GAAR). De GAAR bestrijdt kunstmatige constructies die zijn opgezet om op oneigenlijke wijze belastingheffing te ontgaan. In de Overige fiscale maatregelen 2025 zal de wetgever de GAAR in de wet implementeren. Daarmee is uitdrukkelijk geen materiële wijziging beoogd ten opzicht van de toepassing van fraus legis.
Samenloop opbrengstgerechtigde en transparante entiteit
De belastingplichtige voor de dividendbelasting is in beginsel degene die is gerechtigd tot de opbrengst van onder andere aandelen in aandelenvennootschappen. De Wet op de dividendbelasting 1965 bevat een artikel dat verder ingaat op de gerechtigde tot opbrengsten van beursgenoteerde aandelen. Er bestaat enige onduidelijkheid over de samenloop van dit artikel met transparante entiteiten. Het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2025 zal waarschijnlijk een verduidelijking bevatten met betrekking tot die samenloop.
Van facultatieve naar imperatieve inhoudingsvrijstelling
Voor deelnemingssituaties kan een inhoudingsvrijstelling gelden voor wat betreft de dividendbelasting. De Wet overige fiscale maatregelen 2025 zal naar verwachting een voorstel bevatten om deze facultatieve inhoudingsvrijstelling om te zetten naar een imperatieve inhoudingvrijstelling. Zo garandeert men dat de aandeelhouder/opbrengstgerechtigde ook succesvol bezwaar kan indienen tegen de inhouding.
Terugdraaien afschaffing inkoopfaciliteit dividendbelasting
Het vorige kabinet was van plan om met ingang van 2025 de inkoopfaciliteit voor dividendbelasting af te schaffen. In de budgettaire bijlage van het hoofdlijnenakkoord staat vermeld dat deze maatregel wordt teruggedraaid.
Afschaffing van bepaalde posten voor verlaagd btw-tarief
Momenteel valt het verstrekken van logies onder het verlaagd btw-tarief van 9%. Het nieuwe kabinet geeft in de bijlage op het Hoofdlijnenakkoord aan deze dienst onder het normale btw-tarief van 21% te willen brengen. Deze maatregel zal ook de daklozenopvang en Ronald McDonald Huizen raken. Zij worden hiervoor gecompenseerd met een subsidie via de begroting van VWS. Het huidige lage btw-tarief voor kampeerterreinen blijft behouden en is uitgezonderd van de verhoging. Daarnaast vermeldt de bijlage dat het lage btw-tarief voor culturele goederen en diensten grotendeels wordt afgeschaft met ingang van het jaar 2026. Dagrecreatie en bioscopen zijn uitgezonderd van de btw-verhoging.
Gewijzigde bedrijfsovergangsfaciliteiten per 1 januari 2025
Van 19 april 2024 tot 19 mei 2024 lag het concept wetsvoorstel Aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2025 ter consultatie. Naar verwachting zal dit wetsvoorstel deel uitmaken van het pakket Belastingplan 2025. Een belangrijke maatregel in dit wetsvoorstel is de verkorting van de voortzettingseis voor de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) in de Successiewet. Nu geldt nog een voortzettingseis van vijf jaar, maar voor verkrijgingen die zich vanaf 1 januari 2025 voordoen, zal de voortzettingseis slechts drie jaar zijn. Daarnaast zal de Wet Aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2025 nog de volgende vijf belangrijke maatregelen bevatten, die echter pas ingaan per 1 januari 2026:
- Het beperken van de toegang tot de doorschuifregeling in het regime van het aanmerkelijk belang (DSR ab) en de BOR tot gewone aandelen met een minimaal belang van 5% van het geplaatste kapitaal. Dat betekent dat deze faciliteiten niet meer zien op een fictief aanmerkelijk belang of een aanmerkelijk belang op grond van de meesleepregeling.
- Een versoepeling van de bezits- en de voortzettingseis in de BOR. Bepaalde herstructureringen tijdens de bezits- en voortzettingsperiode zouden vanaf 1 januari 2026 niet moet leiden tot een nieuwe bezits- en voortzettingsperiode. Het zal dan gaan om situaties waarin de subjectieve gerechtigdheid van de schenker/ erflater respectievelijk de verkrijger tot de onderneming gelijk blijft.
- Het aanpakken van specifieke constructies in de BOR via zogeheten rollatorinvesteringen (investeringen door ‘ondernemers op hoge leeftijd’).
- De aanpak van een specifieke constructie dubbel-BOR.
- Overige maatregelen die bestaan uit het salderen van de schuld bij ter beschikking gestelde onroerende zaken evenals enkele wetstechnische verbeteringen.
Aanpassing verwateringsregeling in BOR?
Op grond van de zogeheten verwateringsregeling in de BOR kunnen belangen die tot onder de 5% zijn verwaterd door vererving, overgang krachtens huwelijksvermogensrecht en schenking, maar nog minstens 0,5% bedragen toch onder de BOR vallen. Wellicht blijkt het hier te gaan om staatssteun, zodat het mogelijk is dat de verwateringsregeling weer wordt aangepast in het Belastingplan 2025.