Staatssecretaris Van Rij (Fiscaliteit en Belastingdienst) heeft de Tweede Kamer vrijdag met een brief geïnformeerd over de planning om in 2025 te komen tot een box 3-stelsel op basis van werkelijk rendement. Van Rij bevestigt waar ambtenaren onlangs ook al voor waarschuwden: namelijk dat de haalbaarheid van het kabinetsdoel vooralsnog hoogst onzeker is.
Pas in de loop van volgend jaar kan een uitspraak worden gedaan over de haalbaarheid van invoering, schrijft de staatssecretaris: ‘Uit de Uitvoeringstoets, die de Belastingdienst na de uitwerking van de wetgeving begin 2023 opstelt, wordt definitief een uitspraak gedaan of de gewenste inwerkingtreding per 2025 haalbaar is, rekening houdend met onder andere de personele capaciteit en de beschikbare ruimte in de IV-portfolio’s van de Belastingdienst. Ik zal CapGemini de opdracht geven om de in november 2021 afgegeven validatie van de planning te herijken om de gevolgen van het afwijken van de veronderstellingen en het niet halen van de randvoorwaarden op het tijdpad in kaart te brengen. Ik verwacht uw Kamer voor Prinsjesdag te informeren over de uitkomsten van dit onderzoek.’
Ambtenaren van het Ministerie van Financiën en de Belastingdienst waarschuwden eerder deze week ook al over de onzekerheid rond de invoering van een box 3-heffing op basis van werkelijk rendement. De Tweede Kamer debatteert volgende week over het kabinetsvoornemen om per 2025 op basis van het werkelijke rendement op vermogen te gaan heffen.
Van Rij schrijft daarover nu verder onder meer: Momenteel wordt – parallel aan het rechtsherstel en de overbruggingswetgeving – hard gewerkt om in het derde kwartaal de concept-wetgeving op te leveren. Dit is een ambitieus tijdpad. De omvorming van box 3 betreft een grote herziening van de inkomstenbelasting met gevolgen voor een grote groep belastingplichtigen, ketenpartners en de Belastingdienst. Een dergelijke herziening vraagt om een zorgvuldig wetgevingsproces en voldoende implementatietijd voor alle betrokkenen. In een stelsel op basis van werkelijk rendement zijn meer gegevens nodig dan in het huidige forfaitaire stelsel. Waar mogelijk zal gebruik worden gemaakt van gegevens van ketenpartners zodat zoveel mogelijk gegevens vooraf in de aangifte ingevuld kunnen worden. Dit betekent dat nieuwe gegevensstromen moeten worden ingericht tussen ketenpartners en de Belastingdienst. Daarnaast verandert het tijdpad voor de gegevensaanlevering door ketenpartners en de volledigheids- en kwaliteitsanalyses daarvan door de Belastingdienst. In het huidige stelsel is namelijk alleen de waarde van het vermogen op 1 januari relevant dat in februari van het daaropvolgende kalenderjaar beschikbaar moet zijn. In het nieuwe stelsel zijn de gegevens over het gehele kalenderjaar relevant waardoor minder tijd is voor aanlevering van de gegevens en de validatie daarvan. Ik ben me bewust van de sterke maatschappelijke wens om zo snel mogelijk stappen te zetten op weg naar een heffing op basis van werkelijk rendement. In het algemeen geldt dat complexe wetgeving leidt tot een complexere implementatie voor de Belastingdienst en ketenpartners. Ook dit is een factor waarmee rekening gehouden dient te worden bij de planning van het tijdspad om te komen tot het nieuwe box 3-stelsel.’